Nieuwe pagina: bestuurseenheid.zittingen.zitting.uittreksels.detail.index

Vlaanderen

publicatie.gelinkt-notuleren.vlaanderen.be Naar de hoofdinhoud

Uittreksel van Gemeenteraad Linkebeek , zitting van 24 november 2025, 19:00

Datum publicatie: 12 december 2025

Openbare behandeling van agendapunt

15.  Financiën – Belasting op de leegstand van gebouwen en woningen – 1 januari 2026 tot en met 31 december 2031 (gepland)

Aanwezigen bij agendapunt

Aanwezige leden

  • Anne Bauwens (Gemeenteraadslid)
  • Gaëlle Cordier (Gemeenteraadslid)
  • Benjamin Daro (Gemeenteraadslid)
  • Yves Ghequiere (Gemeenteraadslid)
  • Antoinette Godin (Gemeenteraadslid)
  • Arlette Goossens (Gemeenteraadslid)
  • Joëlle Grimmeau (Gemeenteraadslid)
  • Charlotte Houset (Gemeenteraadslid)
  • Roel Leemans (Gemeenteraadslid)
  • Cédric Letier (Gemeenteraadslid)
  • Pascale Luyckfasseel (Gemeenteraadslid)
  • Charlotte Noël (Gemeenteraadslid)
  • Leonôr Ramos Tavares da Silva (Gemeenteraadslid)
  • Damien Thiéry (Gemeenteraadslid)
  • Pierri Vercheval (Gemeenteraadslid)

Stemmingen bij agendapunt

De leden van de raad stemmen openbaar

het voorstel van besluit

Aanwezigen tijdens de stemming

  • Anne Bauwens
  • Gaëlle Cordier
  • Benjamin Daro
  • Yves Ghequiere
  • Antoinette Godin
  • Arlette Goossens
  • Joëlle Grimmeau
  • Charlotte Houset
  • Roel Leemans
  • Cédric Letier
  • Pascale Luyckfasseel
  • Charlotte Noël
  • Leonôr Ramos Tavares da Silva
  • Damien Thiéry
  • Pierri Vercheval

Effectieve stemmers

  • Anne Bauwens
  • Gaëlle Cordier
  • Benjamin Daro
  • Yves Ghequiere
  • Antoinette Godin
  • Arlette Goossens
  • Joëlle Grimmeau
  • Charlotte Houset
  • Roel Leemans
  • Cédric Letier
  • Pascale Luyckfasseel
  • Charlotte Noël
  • Leonôr Ramos Tavares da Silva
  • Damien Thiéry
  • Pierri Vercheval

goedgekeurd, met eenparigheid van stemmen

Financiën – Belasting op de leegstand van gebouwen en woningen – 1 januari 2026 tot en met 31 december 2031

Er wordt voor de periode vanaf 1 januari 2026 tot en met 31 december 2031 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de gebouwen en woningen die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister.

De gemeenteraad,

Juridische context
Feitelijke context en argumentatie
  • De langdurige leegstand van woningen en gebouwen in de gemeente moet voorkomen en bestreden worden omdat leegstaande woningen en gebouwen leidt tot meer opdrachten voor de gemeente.

  • Een gemeentelijk reglement dient aangenomen te worden waarin de indicaties van leegstand en de procedure tot vaststelling van de leegstand worden vastgesteld.

  • De strijd tegen de leegstaande woningen en gebouwen zal onder meer een effect hebben als de opname van dergelijke gebouwen en woningen in een leegstandsregister ook daadwerkelijk leidt tot een belasting.

  • De vrijstellingen van registratie en/of belasting die in dit reglement zijn opgenomen sluiten het best aan bij de noden en het beleid van de gemeente.

  • Het bestuur analyseerde de huidige tarieven en stelt voor deze te actualiseren. Verder dient het reglement aangepast te worden aan de vigerende wetgeving, met name de Vlaamse Codex Wonen.

Beslissing
Artikel 1.

§1. Er wordt voor de periode vanaf 1 januari 2026 tot en met 31 december 2031 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de gebouwen en woningen die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister.
Het leegstandsregister wordt opgemaakt en bijgehouden overeenkomstig artikel 2.9 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
De definities van gebouwen en woningen uit artikel 1.3 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 zijn toepasselijk, evenals de andere definities van dit artikel.
Leegstaande gebouwen zijn gebouwen als omschreven in artikel 2.10, §1, eerste lid van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Leegstaande woningen zijn woningen als omschreven in artikel 2.10, §2 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.

§2. De belasting voor een leegstaande woning of een leegstaand gebouw is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat die woning of dat gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister.
Zolang het leegstaand gebouw of de leegstaande woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt.

Art. 2.

§1. De door het college van burgemeester en schepenen met de opsporing van leegstand belaste personeelsleden bezitten de onderzoeks-, controle- en vaststellingsbevoegdheden, vermeld in artikel 6 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.

§2. Een leegstaand gebouw of een leegstaande woning wordt opgenomen in het leegstandsregister aan de hand van een genummerde administratieve akte, waarbij één of meerdere foto’s en een beschrijvend verslag, met vermelding van de indicaties die de leegstand staven, gevoegd worden. De datum van de administratieve akte geldt als de datum van de vaststelling van de leegstand en geldt als opnamedatum.

§3. De leegstand wordt beoordeeld op basis van één of meerdere objectieve indicaties zoals vermeld in de volgende lijst:

  • het ontbreken van een inschrijving in het bevolkingsregister op het adres van de woning;

  • het langdurig aanbieden van het gebouw of van de woning als “te huur” of “te koop”;

  • het ontbreken van aansluitingen op nutsvoorzieningen;

  • een volle brievenbus gedurende lange tijd;

  • een verwaarloosde tuin (lang gras, onverzorgd, enz.);

  • rolluiken die langdurig neergelaten zijn;

  • het ontbreken van een aangifte als tweede verblijf;

  • de onmogelijkheid om het gebouw of de woning te betreden, bijvoorbeeld door een geblokkeerde toegang;

  • een dermate laag verbruik van de nutsvoorziening dat een gebruik als woning of een gebruik overeenkomstig de functie van het gebouw kan worden uitgesloten;

  • de vermindering van het kadastraal inkomen overeenkomstig artikel 15 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992;

  • aanvraag om vermindering van onroerende voorheffing naar aanleiding van leegstand of improductiviteit;

  • getuigenissen: verklaringen van omwonende(n), postbode, wijkagent.

Art. 3.

§1. De belasting is verschuldigd door de houder van het zakelijk recht betreffende het leegstaande gebouw of de leegstaande woning op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.
Ingeval er een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de houder van dat zakelijk recht van opstal, van erfpacht of van vruchtgebruik op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.
De zakelijk gerechtigde(n) wordt per beveiligde zending in kennis gesteld van de beslissing tot opname in het leegstandsregister. De kennisgeving bevat:

  • de administratieve akte met inbegrip van het beschrijvend verslag;

  • informatie over de gevolgen van de opname in het leegstandsregister;

  • informatie met betrekking tot de beroepsprocedure tegen de opname in het leegstandsregister;

  • informatie over de mogelijkheid tot schrapping uit het leegstandsregister.

§2. Ingeval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.
Ingeval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.

§3. De overdrager van het zakelijk recht moet de verkrijger ervan in kennis stellen dat het goed is opgenomen in het leegstandsregister.
Tevens moet hij per aangetekend schrijven een kopie van de notariële akte bezorgen aan de gemeente, binnen twee maanden na het verlijden van de notariële akte. Deze kopie bevat minstens de volgende gegevens:

  • naam en adres van de verkrijger van het zakelijk recht en zijn eigendomsaandeel;

  • datum van de akte;

  • naam en standplaats van de notaris;

  • de nauwkeurige aanduiding van de overgedragen woning of het gebouw.

Bij ontstentenis van deze kennisgeving wordt de overdrager van een zakelijk recht, in afwijking van §1, als belastingschuldige beschouwd voor de eerstvolgende belasting die na de overdracht van het zakelijk recht wordt gevestigd.

Art. 4.

De belasting bedraagt:

  1. voor een leegstaand gebouw: €1.496,18;

  2. voor een leegstaande woning:

    1. €1.496,18 voor een eengezinswoning;

    2. €113,34 voor een kamer of studentenkamer in de zin van artikel 1.3 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;

    3. €453,40 voor elke andere woning dan deze, vermeld onder a) en b).

De bedragen vermeld in huidig artikel zijn gekoppeld aan de evolutie van de ABEX-index en stemmen overeen met de index van november 2025 (1.057). Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het ABEX-indexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat.
De belasting wordt vermenigvuldigd met twee per bijkomende nieuwe termijn van twaalf maanden dat het gebouw of de woning op de inventaris staat.
Het aantal termijnen van twaalf maanden dat een gebouw of woning op de inventaris staat wordt herberekend bij overdracht van het zakelijk recht betreffende het gebouw of de woning.

Art. 5.

Een vrijstelling van de belasting kan aangevraagd worden via beveiligde zending bij de gemeente. De houder van het zakelijk recht die gebruik wenst te maken van een vrijstelling dient hiervoor zelf de nodige bewijsstukken voor te leggen.
Een woning die geïnventariseerd is als ongeschikt en/of onbewoonbaar, wordt niet opgenomen in het leegstandsregister.

§1. Van de leegstandsbelasting zijn vrijgesteld:

  1. de belastingplichtige die eigenaar is van één enkele woning, bij uitsluiting van enige andere woning;

  2. de belastingplichtige die in een erkende ouderenvoorziening verblijft, of voor een langdurig verblijf werd opgenomen in een psychiatrische instelling;

  3. de belastingplichtige waarvan de handelingsbekwaamheid beperkt werd ingevolge een gerechtelijke beslissing;

  4. de belastingplichtige die sinds minder dan twee jaar zakelijk gerechtigde is van het gebouw of de woning, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt voor het belastingjaar dat volgt op het verkrijgen van het zakelijk recht.

§2. Een vrijstelling wordt verleend indien het gebouw of de woning:

  1. gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan;

  2. geen voorwerp meer kan uitmaken van een stedenbouwkundige vergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld;

  3. krachtens decreet beschermd is als monument, of opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als monument;

  4. deel uitmaakt van een krachtens decreet beschermd stads- of dorpsgezicht of landschap, of van een stads- of dorpsgezicht of landschap dat opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als stads- of dorpsgezicht of landschap;

  5. vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging;

  6. onmogelijk daadwerkelijk gebruikt kan worden omwille van een verzegeling in de dader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt tot één jaar na het aflopen van de verzegeling of het betredingsverbod;

  7. gerenoveerd wordt blijkens een niet vervallen stedenbouwkundige vergunning voor stabiliteitswerken of sloopwerkzaamheden, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van drie jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de stedenbouwkundige vergunning;

  8. het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst met het oog op renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden in de zin van artikel 3.30, §2 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;

  9. het voorwerp uitmaakt van een door de gemeente verkregen sociaal beheersrecht, overeenkomstig artikelen 5.82 tot en met 5.90 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;

  10. wanneer de leegstand het gevolg is van overmacht, d.w.z. te wijten is aan redenen buiten de wil van de zakelijk gerechtigde van wie redelijkerwijze niet kan verwacht worden dat hij een einde stelt aan de leegstand.

Art. 6.

De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.

Art. 7.

De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.

Art. 8.

De belastingplichtige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen.

§1. Binnen een termijn van dertig dagen, ingaand de dag na deze van de betekening van het schrijven, vermeld in artikel 3, §1 van huidig reglement, kan een zakelijk gerechtigde bij de beroepsinstantie beroep aantekenen tegen de beslissing tot opname in het leegstandsregister. Het beroep wordt per beveiligde zending betekend.
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en moet minimaal volgende gegevens bevatten:

  • de identiteit en het adres van de indiener;

  • de vermelding van het nummer van de administratieve akte en het adres van het gebouw of de woning waarop het beroepschrift betrekking heeft;

  • de bewijsstukken die aantonen dat de opname van het gebouw of de woning in het leegstandsregister ten onrechte is gebeurd. De vaststelling van de leegstand kan betwist worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, uitgezonderd de eed.

Als datum van het beroepschrift wordt de datum van de beveiligde zending gehanteerd.
Als het beroepschrift ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.

§2. Zolang de indieningstermijn van dertig dagen niet verstreken is, kan een vervangend beroepschrift ingediend worden, waarbij het eerdere beroepschrift als ingetrokken wordt beschouwd.

§3. Aan de indiener van een beroepschrift wordt een ontvangstbevestiging verstuurd. Elk inkomend beroepschrift wordt in het leegstandsregister geregistreerd.

§4. Het beroepschrift is alleen onontvankelijk:

  • als het te laat is ingediend of niet is ingediend overeenkomstig de bepalingen in paragraaf 1, of;

  • als het beroepschrift niet uitgaat van een zakelijk gerechtigde, of;

  • als het beroepschrift niet is ondertekend.

§5. Als het beroepschrift onontvankelijk is, deelt de beroepsinstantie dit onverwijld mee aan de indiener.
Het indienen van een aangepast of nieuw beroep is mogelijk zolang de beroepstermijn van §1 niet verstreken is.

§6. De beroepsinstantie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepschriften op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door het met de opsporing van leegstaande gebouwen en woningen belaste personeelslid. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een gebouw of een woning geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.

§7. De beroepsinstantie doet uitspraak over het beroep en betekent zijn beslissing aan de indiener ervan binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag na deze van de betekening van het beroepschrift. De uitspraak wordt per beveiligde zending betekend.

§8. Als de beslissing tot opname in het leegstandsregister niet tijdig betwist wordt, of het beroep van de zakelijk gerechtigde onontvankelijk of ongegrond verklaard wordt, neemt de administratie het gebouw of de woning in het leegstandsregister op vanaf de datum van de vaststelling van de leegstand.

Art. 9.

§1. Een woning wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een zakelijk gerechtigde bewijst dat de woning gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden aangewend wordt overeenkomstig de functie, zoals omschreven in artikel 2.10, §2 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
De datum van schrapping is de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de functie. Het effectief gebruik zal blijken uit de inschrijvingen in de bevolkingsregisters of desgevallend na een onderzoek ter plaatse.

Een gebouw wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een zakelijk gerechtigde bewijst dat meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte overeenkomstig de functie, vermeld in artikel 2.10, §1, eerste en tweede lid van Vlaamse Codex Wonen van 2021, aangewend wordt gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden.
De datum van schrapping is de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de functie. De administratie stelt deze aanwending vast via administratieve data of desgevallend na een onderzoek ter plaatse.

§2. Voor de schrapping uit het leegstandsregister richt de zakelijk gerechtigde een gemotiveerd verzoek aan de administratie via beveiligde zending. Dit verzoek bevat:

  • de identiteit en het adres van de indiener;

  • de vermelding van het nummer van de administratieve akte en het adres van het gebouw of de woning waarop de vraag tot schrapping betrekking heeft;

  • de bewijsstukken overeenkomstig paragraaf 1 die aantonen dat de woning of het gebouw geschrapt mag worden uit het leegstandsregister;

Als datum van het verzoek wordt de datum van de aangetekende verzending gehanteerd.
De administratie onderzoekt of er redenen zijn tot schrapping uit het leegstandsregister en neemt een beslissing binnen een termijn 90 dagen na de ontvangst van het verzoek. De administratie brengt de verzoeker op de hoogte van haar beslissing met een beveiligde zending.
Tegen de beslissing over het verzoek tot schrapping kan de zakelijk gerechtigde beroep aantekenen volgens de procedure, vermeld in artikel 8 van huidig reglement.
Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn.
Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding afgegeven, binnen vijftien dagen na de indiening ervan.

Art. 10.

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en Invordering van de belastingen), hoofdstukken 1 (algemene bepalingen), 3 (onderzoek en controle), 4 (bewijsmiddelen van de administratie), 6 tot en met 9bis (aanslagtermijn, rechtsmiddelen, invordering van de belasting waaronder de nalatigheids- en moratoriumintrest; rechten en voorrechten van de schatkist) van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, en latere wijzigingen, en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek (betreft o.m. de verjaring en de vervolgingen), en latere wijzigingen, van toepassing voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen.

Art. 11.

Huidig reglement treedt in werking met ingang vanaf 1 januari 2026.

Art. 12.

Deze beslissing wordt gecommuniceerd aan:

Wie?
Hoe?

Dienst secretariaat

Uittreksel

Dienst grondgebiedzaken

Uittreksel

Dienst financiën

Uittreksel

ABB

Digitaal Loket (+ website)