Type document
Uittreksel document
Openbare behandeling van agendapunt
Horecaverordening (gepland)
Aanwezigen bij agendapunt
Aanwezige leden
- Tony Castermans (Gemeenteraadslid)
- Brecht Geurts (Gemeenteraadslid)
- Denis Geurts (Gemeenteraadslid)
- Christel Gorissen (Gemeenteraadslid)
- Jean-Pierre Hermans (Gemeenteraadslid)
- Vera Jans (Gemeenteraadslid)
- Anita Jeurissen (Gemeenteraadslid)
- Leo Joosten (Gemeenteraadslid)
- Marino Keulen (Gemeenteraadslid)
- Sarah Loubele (Gemeenteraadslid)
- Jolein Martens (Gemeenteraadslid)
- Boris Mechels (Gemeenteraadslid)
- Rudi Mechels (Gemeenteraadslid)
- Jeroen Moors (Gemeenteraadslid)
- Pierre Nelissen (Gemeenteraadslid)
- Jasmine Neven (Gemeenteraadslid)
- Dirk Opsteyn (Gemeenteraadslid)
- Bert Paulissen (Gemeenteraadslid)
- Astrid Puts (Gemeenteraadslid)
- Alice Roemans (Gemeenteraadslid)
- Viviane Schellingen (Gemeenteraadslid)
- Michel Stevens (Gemeenteraadslid)
- Dominique Terwingen (Gemeenteraadslid)
- Piet Van Berkel (Gemeenteraadslid)
- Noëlla Vanaubel (Gemeenteraadslid)
- Peter Verheyen (Gemeenteraadslid)
- Raf Withofs (Gemeenteraadslid)
Afwezige leden
- Pieter Janssen (Gemeenteraadslid)
- Freddy Stouten (Gemeenteraadslid)
Stemmingen bij agendapunt
De leden van de raad stemmen openbaar
Het voorstel van besluit
Aanwezigen tijdens de stemming
- Tony Castermans
- Brecht Geurts
- Denis Geurts
- Christel Gorissen
- Jean-Pierre Hermans
- Vera Jans
- Anita Jeurissen
- Leo Joosten
- Marino Keulen
- Sarah Loubele
- Jolein Martens
- Boris Mechels
- Rudi Mechels
- Jeroen Moors
- Pierre Nelissen
- Jasmine Neven
- Dirk Opsteyn
- Bert Paulissen
- Astrid Puts
- Alice Roemans
- Viviane Schellingen
- Michel Stevens
- Dominique Terwingen
- Piet Van Berkel
- Noëlla Vanaubel
- Peter Verheyen
- Raf Withofs
Effectieve stemmers
- Tony Castermans
- Brecht Geurts
- Denis Geurts
- Christel Gorissen
- Jean-Pierre Hermans
- Vera Jans
- Anita Jeurissen
- Leo Joosten
- Marino Keulen
- Sarah Loubele
- Jolein Martens
- Boris Mechels
- Rudi Mechels
- Jeroen Moors
- Pierre Nelissen
- Jasmine Neven
- Dirk Opsteyn
- Bert Paulissen
- Astrid Puts
- Alice Roemans
- Viviane Schellingen
- Michel Stevens
- Dominique Terwingen
- Piet Van Berkel
- Noëlla Vanaubel
- Peter Verheyen
- Raf Withofs
Goedgekeurd met algemeen akkoord (27)., met eenparigheid van stemmen
Openbare titel besluit:
Horecaverordening
Korte openbare beschrijving:
Tijdens de Gemeenteraad van 24/04/2003 werd de politieverordening inzake brandveiligheid in horecazaken en gelijkaardige inrichtingen goedgekeurd. Op de mededelingen van 28 april 2022 werd het voorstel voorgelegd om deze politieverordening te actualiseren gezien de ontwikkelingen/veranderingen in de regelgeving. Het College van Burgemeester en Schepenen ging op het CBS van 16 maart 2023 akkoord om navolgende horecaverordening ter goedkeuring voor te leggen aan de eerstvolgende Gemeenteraad.
De gemeenteraad,
Bevoegdheid
Het decreet over het lokaal bestuur, Artikel 40.
Het decreet over het lokaal bestuur, Artikel 41.
Het begrip dagelijks bestuur zoals vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 24 juni 2019.
Juridische context
Politieverordening inzake de brandveiligheid in horecazaken en gelijkaardige inrichtingen (GR 24 april 2003)
Zonale voorschriften omtrent de brandveiligheid in horecazaken en gelijkaardige inrichtingen goedgekeurd door de zoneraad op de zitting van 24 juni 2016
Richtlijnen voor de inrichting van een terras en het plaatsen van tafels en stoelen (GR 17 augustus 1995)
Feitelijke context en argumentatie
In het kader van het onderzoek werden volgende adviezen opgevraagd:
Advies Juridische zaken:
Vanuit het oogpunt van bestuurlijke handhaving is een uitgebreid horecareglement wenselijk. (Bijv. politiereglement betreffende de horecazaken en horecavergunning Maasmechelen)
In dergelijk horecareglement kunnen diverse aspecten geregeld worden:
Toepassingsgebied (niet alleen voor “vaste” horecazaken maar ook voor pop-ups of ambulante zaken?)
Aanvraag procedure horecavergunning + voorwaarden voor uitbating.
Brandveiligheid
Hygiënevereisten
Reglementering op nachtvergunning
De manier waarop de inhoud van het reglement gehandhaafd kan worden (GAS-ambtenaar kan bevoegd worden om controles uit te oefenen) + de mogelijkheid om GAS boetes op te leggen.
De meerwaarde in een integraal horecareglement zit in:
De duidelijkheid voor huidige en toekomstige horeca-uitbaters alsook voor de gemeentelijke diensten die niet langer moeten zoeken welk reglement van toepassing zou kunnen zijn. Slechts één reglement van toepassing op horeca.
Een goed uitgeschreven vergunningsprocedure waarbij de scope voldoende ruim gehouden wordt vormt een grotere stok achter de deur om kordaat te handhaven tegen de vestiging van klassieke sociaal ongewenste(re) fenomenen zoals Shishabars (actueel een groot probleem binnen de gemeente Maasmechelen), motorclubhuizen, massagesalons,….
Klassiek zijn dit activiteiten die zich steeds situeren in een zweem van vaagheid. De beoogde activiteiten zouden via een doorgedreven aanvraagprocedure van in het begin duidelijk moeten worden.
De kordate handhavingsmogelijkheden in de vorm van GAS-boetes.
Extra bestuurlijke handhavingsmogelijkheden via het (tijdelijk of permanent) intrekken van vergunning zonder hiervoor moeten terug te vallen op de bepalingen van de nieuwe gemeentewet i.k.v. openbare veiligheid.
Advies politie LaMa:
Op dit moment voert de politie de controle op de hygiëne attesten uit. Echter gaat het hier om een dubbele controle die ook door de brandweer wordt uitgevoerd. Deze procedure wordt aangepast zodat er geen dubbele controle meer zal plaatsvinden.
Advies brandweer zone Oost-Limburg:
De brandweer raadt aan om de zonale voorschriften omtrent de brandveiligheid in horecazaken en gelijkaardige inrichtingen toe te passen in de geactualiseerde politieverordening.
Advies dienst economie:
Dienst economie adviseert om de politieverordening inzake de brandveiligheid in horecazaken en gelijkaardige inrichtingen te actualiseren volgens de normen beschreven in de zonale voorschriften omtrent de brandveiligheid in horecazaken en gelijkaardige inrichtingen die reeds goedgekeurd werd door de zoneraad op de zitting van 24 juni 2016.
Advies handelaars:
Op 28 februari 2023 werd de horecaverordening voorgelegd aan de handelaars die participeren in de horeca werkgroep: Brasserie Gusteau, Koffiehuisje SeSeBeau, Restaurant Vesuvio D'oro, McDonald's en Brasserie HoevePlus. Alle handelaars zijn akkoord met de invoering van deze horecaverordening omdat deze een duidelijk kader schept en alle regelgeving weergeeft.
In 2016 werd de regelgeving betreffende de brandveiligheid in horecazaken en gelijkaardige inrichtingen gewijzigd, met name de zonale voorschriften van 24 juni 2016.
De belangrijkste wijzigingen betreffen:
In de huidige reglementering dienen de binnenwanden van trappenhallen minstens een brandwerendheid van EI30 te hebben.
De periodieke controles en keuringen, zoals vermeld in de samenvattende tabel voor periodieke controles en keuringen zijn veel uitgebreider.
Uit onderzoek is gebleken dat voornoemde zonale voorschriften niet werden voorgelegd op de gemeenteraad. Dit is één van de redenen om de bestaande politieverordening te actualiseren.
Ook werd het volgende vastgesteld:
Voor La Paella gelegen op Steenweg 174 te Lanaken werd er geen exploitatievergunning afgeleverd gezien er een negatief brandverslag werd afgeleverd op 18/10/2021. De huidige uitbater heeft de adviezen van de brandweer tot op heden niet opgevolgd. Ook werd er een negatief advies afgeleverd door de dienst ruimtelijke ordening door gebrek aan voldoende parkeerplaatsen.
De uitbater heeft de zaak toch geopend ondanks het negatieve advies van verschillende diensten. Ondertussen is deze zaak gesloten.
Uit onderzoek is gebleken dat de verschillende administratieve onderzoeken in bepaalde gevallen aanleiding gaven tot het opvragen van dezelfde informatie. Zowel de brandweer als de politie voerden het hygiëne onderzoek uit. Het is efficiënter om de brandweer het hygiëne onderzoek te laten uitvoeren gezien zij ook de brandcontrole doen (en de controle op de volledige inrichting). De politie kan meer onderzoek gaan doen naar de uitbater.
Bijkomend is het nodig om de gangbare keuringen toe te voegen aan de geactualiseerde politieverordening, met name de verplichte periodieke keuringen (o.a. hoogspanning en laagspanning, onderhoud op gasleidingen en toestellen etc.) gezien deze niet vermeld staan in de huidige politieverordening.
Op dit moment géén aanvraagformulier voorhanden. Er dient een aanvraagformulier ontwikkeld te worden zodat alle diensten mee betrokken zijn vanaf het moment van de aanvraag.
Beslissing
De gemeenteraad keurt navolgende horecaverordening goed :
Integraal horecaverordening
Inhoud
Definities. 2
Horecazaken en gelijkaardige inrichtingen. 2
Uitbater3
Horecavergunning. 3
Voorlopig attest3
Horecamap. 3
Toepassingsgebied. 3
Horecavergunningen. 4
Artikel 1: Vergunningsaanvragen. 4
Artikel 2: Duur horecavergunning. 4
Artikel 3: Voorwaarden. 4
Artikel 4: Hygiënische vereisten. 6
Artikel 5: Permanente aanplakking in de inrichting. 6
Bijkomende vergunningen. 7
Artikel 6: Nachtvergunning. 7
Artikel 7: Terrasvergunning. 7
7.1. Algemene bepalingen. 7
7.2. Uitzicht terras. 7
7.3. Afmetingen en ligging van het terras. 8
Artikel 8: Vergunningen. 8
8.1. Inname openbaar domein (IOD)8
8.2. Kansspelen. 8
8.3. Evenementenvergunning. 8
Brandweervereisten. 9
Artikel 9: Doel9
Artikel 10: Terminologie. 9
Artikel 11: Bepaling van het aantal toegelaten personen. 9
Artikel 12: Inplanting en toegangswegen. 10
Artikel 13: Compartimentering en evacuatie. 10
Artikel 14: Evacuatievandecompartimenten. 11
Artikel 15: Voorschriften voor sommigebouwelementen. 11
Artikel 16: Voorschriften inzake constructie van compartimenten en evacuatiewegen. 12
Artikel 17: Trappenhuizen en trappen. 12
Artikel 18: Evacuatiewegen en vluchtterrassen. 12
Artikel 19: Voorschriften voor sommige lokalen en technische ruimten. 14
Artikel 20: Uitrusting van de gebouwen. 15
Artikel 21: Installaties voor brandbaar gas. 16
Artikel 22: Installatiesvoormelding,waarschuwingenalarmering. 16
Artikel 23: Brandbestrijdingsmiddelen. 16
Artikel 24: Onderhoud en periodieke controle. 16
Artikel 25: Liften en goederenliften. 16
Artikel 26: Elektrische installatie, veiligheidsverlichting, branddetectie- installatie en alarm.. 16
Artikel 27: Installaties voor verwarming en klimaatregeling. 17
Artikel 28: Installaties gevoed met brandbaar gas. 17
Artikel 29: Brandbestrijdingstoestellen. 17
Artikel 30: Filtersenkokersvandampkappen. 17
Artikel 31: Deuren, verluchtingsopeningen en andere veiligheidsvoorzieningen. 17
Artikel 32: Samenvattendetabelvoorperiodiekecontrolesenkeuringen. 17
Artikel 33: Bekledingsmaterialen. 19
Artikel 34: Uitbatingsvoorschriften. 19
Artikel 35: Toegang tot inrichting. 20
Slotbepalingen. 20
Bestuurlijke handhaving : geldboete, intrekking of sluiting. 20
Definities
Horecazaken en gelijkaardige inrichtingen
Horecazaken en gelijkaardige inrichtingenzijn drank- en eetgelegenheden in lokalen in privé- of openbare gebouwen, permanent ingericht om te worden gebruikt als ruimte waarin gewoonlijk dranken en / of maaltijden van welke aard ook worden verstrekt voor gebruik ter plaatse. Zonder limitatief te zijn wordt hieronder verstaan alle cafés, danszalen, herbergen, privé - clubs, thee- en koffiehuizen, shishabars, kantines, restaurants, snackbars, frituren, concertzalen, discotheken, sportcomplexen, bioscopen, pop-ups en over het algemeen alle drankgelegenheden, met inbegrip van die welke in openlucht gelegen zijn, die al dan niet tegen betaling of op vertoon van een lidkaart voor publiek toegankelijk zijn, ook al is de toegang tot bepaalde categorieën van personen beperkt.
Het gedeelte van de hotels, dat voor alle publiek toegankelijk is waar er geconsumeerd kan worden, valt wel onder deze verordening.
Uitbater
De natuurlijke persoon/personen of de rechtspersoon/rechtspersonen die in deze hoedanigheid en/of voor eigen rekening, een werkzaamheid uitoefent die erin bestaat of er mede in bestaat een horecazaak uit te baten. Met uitbaten wordt ook bedoeld het starten, openen, het heropenen, het overnemen en het aanpassen van een horecazaak.
Horecavergunning
Een horecavergunning is een vergunning die aan de uitbater het recht verleent om een horecazaak uit te baten van 6u00 ’s morgens tot 1u00 ‘s nachts (weekdagen) en 2u00 ’s nachts (zaterdag- en zondag) op het aangeduide adres en dit conform de voorwaarden van deze verordening, desgevallend aangevuld met door de burgemeester bijkomend opgelegde voorwaarden.
Het sluitingsuur voor horecazaken geldt vanaf 02u00 tot 06u00 gelet op de uitzonderingen vermeld in het politiereglement op het sluitingsuur van de openbare drankgelegenheden (Artikel 4 - GR 2 april 2001
Voorlopig attest
Een voorlopig attest is een attest dat aan de uitbater het recht verleent, om een horecazaak uit te baten voor de duur voorzien in het stappenplan dat voor de desbetreffende uitbating werd opgemaakt teneinde zich in regel te stellen met alle voorwaarden van deze verordening. Het stappenplan is een door de uitbater ondertekend overzicht van alle nog uit te voeren (aanpassings-)werken en administratieve verplichtingen waaraan de horecazaak en / of de uitbater, binnen een vooropgestelde tijdsspanne, dient te voldoen alvorens een horecavergunning kan afgeleverd worden conform de voorwaarden van deze verordening.
Indien het stappenplan niet wordt uitgevoerd, zal geen horecavergunning kunnen worden afgeleverd en zal er geen definitieve uitbating mogelijk zijn. Dergelijk voorlopig attest kan nooit de verplichte horecavergunning vervangen.
Horecamap
De horecamap is een map die in de horecazaak ter inzage moet liggen. Deze map dient volgende informatie te bevatten:
de geldende horecavergunning;
het (de) geldende brandveiligheidsverslag(en);
de verslagen van de periodieke controles inzake brandveiligheid;
het maximum aantal toegelaten personen in de horecazaak;
de afgesloten verzekeringspolis objectieve burgerlijke aansprakelijkheid in geval van brand en ontploffing;
het (de) geldende uittreksel(s) uit het strafregister (moraliteitsattesten);
de geldende toelating afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV);
(indien van toepassing) de vergunning inname openbaar domein;
(indien van toepassing) de nachtvergunning;
Toepassingsgebied
Deze verordening is van toepassing op alle horecazaken en gelijkaardige inrichtingen waar gelegenheid is tot consummatie van eten of drinken door bezoekers, op het grondgebied Lanaken. Deze bepalingen zijn evenwel niet van toepassing op de inrichtingen van tijdelijke aard zoals kermisinrichtingen, tenten en dergelijke.
Horecavergunningen
Artikel 1: Vergunningsaanvragen
Het uitbaten van een horecazaak is enkel toegestaan mits er een vergunning afgeleverd werd door de burgemeester.
Een vergunning dient als volgt aangevraagd te worden:
Er dient minstens 2 maanden vóór de opening/overname van de horecazaak een gemotiveerde aanvraag ingediend te worden via de “online aanvragen” op de gemeentelijke website (E-loket).
Volgende documenten en attesten worden aan de aanvraag toegevoegd:
uittreksel strafregister(s) 596.1-8 (een moraliteitsattest) van de zaakvoerder(s) niet ouder dan 3 maanden. Dit uittreksel wordt uitgereikt door dienst bevolking in de gemeente waar u woonachtig bent;
een kopie van de identiteitskaart van de zaakvoerder(s);
een kopie van de ondertekende huurovereenkomst of eigendomsakte (indien van toepassing) van het pand waarin de horecazaak zal uitgebaat worden;
een bewijs van verzekering objectieve aansprakelijkheid in geval van brand en ontploffing
Artikel 2: Duur horecavergunning
Een horecavergunning is maximaal 5 jaar geldig. Er dient een aanvraag ingediend te worden in navolgende gevallen:
bij elke wijziging van uitbating of uitbater;
bij transformatie of renovatiewerken;
bij wijziging van de netto vloeroppervlakte;
bij bestemmingswijziging;
bij elke wijziging die de brandveiligheid kan beïnvloeden;
2 maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur (5 jaar);
Artikel 3: Voorwaarden
De horecavergunning wordt door de burgemeester enkel toegekend aan de uitbater van een horecazaak op voorwaarde dat:
de aanvrager het bewijs levert dat hij kan beschikken over de inrichting;
het voorafgaand administratief onderzoek gunstig is;
Dit onderzoek bestaat uit:
een omgevingsonderzoek: een onderzoek naar de conformiteit van de inrichting met de bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO);
een brandveiligheidsonderzoek: een onderzoek naar de conformiteit van de inrichting met de geldende brandveiligheidsvoorschriften. Indien een horecavergunning niet vereist blijkt te zijn, zoals bepaald door de opvolgingscommissie, wordt andere van toepassing zijnde wetgeving (zoals bv. het ARAB) toegepast;
een hygiëne-onderzoek: een onderzoek naar de naleving van de hygiënische vereisten, zoals beschreven in artikel 4;
d. een moraliteitsonderzoek, bestaande uit:
- een onderzoek naar vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, voor inbreuken op de mensenhandel, zoals bedoeld in hoofdstuk IIIter van Titel VIII van boek II van het Strafwetboek;
- een onderzoek naar recente vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, voor inbreuken op de wet op het racisme en/of de xenofobie en/of wegens daden van weerspannigheid ten overstaan van politie of andere overheidsdiensten;
- een onderzoek of er ernstige aanwijzingen zijn van fraude;
- een onderzoek of er ernstige aanwijzingen voorhanden zijn dat in de private doch voor het publiek toegankelijke plaats, herhaaldelijk illegale activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op de verkoop, de aflevering of het vergemakkelijken van het gebruik van gifstoffen, slaapmiddelen, verdovende
middelen, psychotrope stoffen, antiseptica of stoffen die gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, waardoor de openbare veiligheid en rust in het gedrang komen;
- een onderzoek naar vaststellingen van en veroordelingen voor inbreuken op wettelijke verplichtingen die verband houden met of naar aanleiding van de uitbating, zoals de niet naleving van vestigingsvoorwaarden, persoonsgebonden beroepsuitoefeningsvoorwaarden (o.m. leeftijd, verblijfskaart, beroepskaart, leurkaart, arbeidskaart), administratieve
verplichtingen t.a.v. de Kruispuntbank van Ondernemingen, sociaal- en arbeidsrechtelijke verplichtingen (o.m. aangifte en bijdrageplicht sociale zekerheid), boekhoudkundige en fiscale verplichtingen, vennootschapsrechtelijke verplichtingen, vergunningen, erkenningen en toelatingen met betrekking tot de beroepsuitoefening, de regelgeving met betrekking tot de openingsuren, voedselveiligheid, rookverbod, milieureglementering e.a.
Dit moraliteitsonderzoek wordt, al naargelang het geval, uitgevoerd op de private doch voor het publiek toegankelijke plaats, op de uitbater en desgevallend op de organen van de rechtspersoon. Deze personen dienen meerderjarig te zijn en een recent (= max. 1 maand oud) uittreksel uit het strafregister (Artikel 595 Sv) voor te leggen, een uittreksel uit het strafregister van het land van de hoofdverblijfplaats of een hieraan gelijkwaardig document, desgevallend beëdigd vertaald in het Nederlands. Voor andere personen die in welke hoedanigheid ook deelnemen of zullen deelnemen aan de uitbating van de instelling, dient de uitbater te verklaren dat niemand van hen valt onder de weigeringsgronden verwoord onder het moraliteitsonderzoek. Alle voormelde personen dienen het bewijs te leveren van hun identiteitsgegevens, met inbegrip van een officiële hoofdverblijfplaats.
e. een fiscaalrechtelijk onderzoek, bestaande uit:
- een onderzoek naar de betaling van alle verschuldigde gemeentelijke facturen, van welke aard ook;
- een onderzoek gebaseerd op feiten of gebaseerd op een proces-verbaal, of er ernstige aanwijzingen zijn van fraude;
- een onderzoek naar herkomst van gelden waarmee investeringen worden gedaan in de zaak, en/of waarmee de aankoop gefinancierd wordt.
Het financieel onderzoek wordt uitgevoerd op de uitbater. Indien de uitbater een rechtspersoon is, wordt het financieel onderzoek uitgevoerd op de organen van de uitbater en/of de vertegenwoordigers. Voor het financieel onderzoek kan o.a. het advies ingewonnen worden van de financiële dienst van de gemeente, de lokale politie, de federale gerechtelijke politie, het parket en FOD Financiën.
f. een onderzoek om na te gaan of de uitbater of een persoon die betrokken is bij de uitbating al eerder betrokken was bij de uitbating van een publiek toegankelijke inrichting waar een bestuurlijke maatregel of een gemeentelijke administratieve sanctie aan werd opgelegd of betrokken was bij de uitbating van een publiek toegankelijke inrichting waar overlast werd vastgesteld.
Voor de vzw’s gelden volgende bijkomende voorwaarden:
een onderzoek naar de wettelijke bepalingen inzake de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen.
een onderzoek naar de activiteiten die de vzw uitvoert in overeenstemming met haar doel onder meer door middel van documenten eigen aan de werking van een vzw, zoals beslissingen van de algemene vergadering, van de raad van bestuur of van andere gemandateerden, boekhoudkundige stukken, jaarrekening, jaarplan, activiteitenverslagen. Deze documenten worden op eerste verzoek meegedeeld.
Artikel 4: Hygiënische vereisten
Alle ruimtes van de horecazaken en de voorwerpen in deze ruimtes moeten beantwoorden aan de in het dagelijkse verkeer als normaal ervaren vereisten voor frisheid, netheid en hygiëne (bijvoorbeeld: proper vloeroppervlak, propere muren, verwijderen van afval). De gezondheid van het cliënteel en de openbare gezondheid mogen nooit gevaar lopen. De constructie van de lokalen moet zodanig zijn dat het onderhoud, de schoonmaak en de desinfectatie onder optimale omstandigheden kan gebeuren.
Alle horecazaken met mogelijkheid tot consumptie ter plaatse zijn verplicht te voorzien in minstens één toilet, conform artikel 7 van het KB van 4 april 1953 & alle navolgende wijzigingen.
Het aantal toiletten is afhankelijk van de grootte van de verbruikslokalen en wordt bepaald op 1 toilet per 25 toegelaten aanwezigen. Een urinoir wordt gelijkgesteld met een toilet, indien reeds in een herentoilet is voorzien. Bij vergroting dient het aantal toiletten aangepast te worden overeenkomstig bovenvermelde verhouding.
De toiletruimten:
mogen niet rechtstreeks uitkomen in de verbruiks-, handels- en fabricagelokalen;
moeten langs publiek toegankelijke invalsweg bereikbaar zijn;
worden goed schoon gehouden;
beschikken over een spoeling en zijn aangesloten op een doeltreffend afvoersysteem voor gebruikt water;
zijn voorzien van een doorlopende luchtverversing door middel van hetzij een mechanisch verluchtingssysteem hetzij via een raampje dat rechtstreeks op de open lucht uitgeeft;
beschikken over een wastafel in de toiletruimte of de onmiddellijke omgeving ervan, voorzien van stromend water en een hygiënisch droogmiddel;
worden aangeduid d.m.v. pictogrammen;
De horecazaak mag niet aangewend worden als woonplaats, garage, eetplaats of kleedkamer.
Indien verblijf in het gebouw waarin de horecazaak is gevestigd, niet is toegestaan of enkel voor de uitbater, maar toch (door anderen dan de uitbater) gebeurt, kan de horecazaak niet uitgebaat worden.
Kunstmatige verlichting moet een gelijkmatige zichtbaarheid en voldoende lichtsterkte verzekeren in alle lokalen. De lokalen dienen uitgerust te worden met verwarmingsmiddelen, waardoor er ten allen tijde een aangename verblijfstemperatuur verzekerd wordt.
De aanwezigheid van huisdieren in de horecalokalen is verboden, uitgezonderd in verbruikslokalen, op voorwaarde dat de dieren geen risico voor besmetting van voedingsmiddelen uitmaken.
Conform de omzendbrief BZ 2011/5, met wettelijke rechtsgrond in de wet van 22 december 2009 betreffende een algemene regeling voor rookvrije plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook, is roken sedert 1 juli 2011 verboden binnenin alle horecazaken. Alle elementen die kunnen aanzetten tot roken, zoals asbakken, moeten verwijderd worden. Het rookverbod moet duidelijk aangeduid zijn.
Een rookkamer is wel nog toegelaten: een afzonderlijke ruimte, afgesloten door een plafond en wanden en voorzien van een rookafzuig- en luchtverversingssysteem, waar gerookt mag worden en waar enkel drankjes mogen genuttigd worden. Er mag in de rookkamer niets aan de klanten geserveerd worden, maar klanten mogen wel zelf hun drankjes meenemen naar de rookkamer. De rookkamer mag niet groter zijn dan 1/4de van de totale oppervlakte van de horecazaak.
De uitbater dient alle mogelijke maatregelen conform de van toepassing zijnde regelgeving, normen en code van goede praktijken te treffen om lawaai- en geurhinder naar de omgeving te voorkomen.
Horecazaken waarvan de oppervlakte, voor het publiek toegankelijk, groter is dan 150m², dienen toegankelijk te zijn voor gehandicapten conform de wet van 17 juli 1975 en het K.B. van 9 mei 1977.
Artikel 5: Permanente aanplakking in de inrichting
In elke horecazaak moeten volgende documenten op een voor het publiek zichtbare plaats uitgehangen worden:
de wet van 14 november 1939, artikel 8 en 8bis inzake de beteugeling van de dronkenschap;
de wet van 15 juli 1960 tot zedelijke bescherming van de jeugd.
In elke horecazaak onderhevig aan deze verordening moet de prijslijst aan de ingang, zichtbaar van buiten, uitgehangen worden.
Het is verboden om ramen van horecazaken, die zichtbaar zijn op de openbare weg, tijdens de uitbating op gelijk welke wijze ondoorzichtig te maken of de inkijk van de uitbating ernstig te bemoeilijken of onmogelijk te maken (bijvoorbeeld door gebruik van folie, gekleurd of ondoorzichtig glas, plaatsen van een muur of andere obstructies, etc.).
Bijkomende vergunningen
Artikel 6: Nachtvergunning
Indien de uitbater op weekdagen later dan 1u00 wenst open te houden en op weekenddagen later dan 2u00 wenst open te houden, dient de uitbater een nachtvergunning aan te vragen.
(cfr. het belastingreglement dd. 27 april 2020 op het openblijven van drankslijterijen na het sluitingsuur t.e.m. 31 december 2025 & navolgende wijzigingen)
Er is geen verplicht sluitingsuur van toepassing op oudejaars- en nieuwjaarsavond cfr. artikel 4 in uittreksel van de Gemeenteraadzitting 2 april 2001.
De burgemeester kan de uitbaters van de genoemde inrichtingen ontslaan van de verplichtingen van het sluitingsuur.
De nachtvergunning kan aangevraagd worden via de “online aanvragen” op de gemeentelijke website (E-loket).
Artikel 7: Terrasvergunning
Indien de uitbater tafels en stoelen wenst buiten te zetten om zo een terras te creëren, dan dient de uitbater een terrasvergunning aan te vragen.
7.1. Algemene bepalingen
Het vergunde terras moet in verzorgde staat onderhouden worden gedurende de vergunningsperiode. Na deze periode dient de ingenomen plaats volledig ontruimd te worden. Bij gebreke kan de gemeente de ontruiming uitvoeren en de kosten ervan ten laste leggen van de uitbater.
Het terras dient geplaatst te worden zoals beschreven in de afgeleverde vergunning.
Op het terras mag muziek voortgebracht worden tot 22u00. De geluidssterkte (een maximaal niveau van 85 dB(A) LAeq,15min, dit is hetzelfde als ‘achtergrondmuziek’) van deze muziek mag omwonenden, noch passanten hinderen. Vanaf het moment dat er bv. een optreden georganiseerd wordt of een DJ muziek speelt dient er een evenementenvergunning aangevraagd te worden.
Reclameverlichting bij het terras grenzend aan een pand mag indien het passend is in de omgeving en niet storend werkt voor de omliggende bebouwing en het verkeer. (zie Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening - VCRO)
Eventueel bestaande straatslokkers, verlichtingspalen, signalisatie, e.d., dienen vrij toegankelijk te blijven. In een straal van 0,75 meter mag er niets geplaatst worden.
7.2. Uitzicht terras
De vorm, kleur en materialen van terrasmeubilair, parasols en bloembakken worden door het gemeentebestuur vastgelegd zoals voorzien in het moodboard in bijlage. Er mag slechts beperkte reclame op de terraselementen voorzien worden
Terrasafscheidingen moeten wegneembaar en verplaatsbaar zijn en mogen maximaal 1,5 meter hoog zijn en dienen minstens vanaf een hoogte van 1 meter volledig transparant te zijn.
Tussen twee aaneengrenzende terrassen mag slechts één afscherming worden geplaatst. Hiervoor zullen door de betrokken uitbaters onderling de nodige afspraken worden gemaakt.
Er wordt geen enkele vorm van vloerbekleding, in de meest ruime zin van het woord, op het terras toegestaan. Al dan niet verhoogde (houten) vloeren mogen niet worden geplaatst.
Parasols moeten inklapbaar zijn en mogen niet in de grond verankerd worden zonder (omgevings)vergunning.
Overkappingen of luifels (vaste constructies aan de gevel) zijn enkel toegelaten mits omgevingsvergunning.
7.3. Afmetingen en ligging van het terras
De plaatsing van de terrassen mag er niet toe leiden dat de wettelijke obstakelvrije ruimte op de rijbaan (4 meter doorgang) ten behoeve van prioritaire voertuigen vermeld in artikel 37 van het KB van 1 december 1975 houdende de algemene verordening op de politie van het wegverkeer en gebruik van openbare weg, in het gedrang komt.
Een ongehinderde doorgang van minimaal 1,5 meter dient voor de voetgangers gewaarborgd te worden.
Artikel 8: Vergunningen
8.1. Inname openbaar domein (IOD)
Voor een inname (privatieve ingebruikneming) van het openbaar domein is altijd een vergunning nodig, waarbij de verkrijger ervan toestemming wordt verleend om het domein tot einde geldigheid vergunning in gebruik te nemen.
Ingeval van een inname moet de vergunningsaanvraag worden gericht aan de beheerder van de weg.
Indien het gaat om het domein van een gemeenteweg, moet de vergunningsaanvraag gericht worden aan de gemeente. Het is eenieder verboden zonder voorafgaandelijke uitdrukkelijke en schriftelijke vergunning van de Burgemeester het openbaar domein te belasten;
Indien het gaat om het domein van een gewestweg, moet de vergunningsaanvraag tegelijk aan Agentschap Wegen en Verkeer, Provincie Limburg en aan de gemeente gericht worden. De vergunningsaanvrager moet in dit geval houder zijn van beide vergunningen, resp. afgegeven door het Agentschap Wegen en Verkeer en de Gemeente;
De inname van het openbaar domein kan online aangevraagd worden via de “online aanvragen” op de gemeentelijke website (E-loket).
Een terrasvergunning kan worden aangevraagd via de “online aanvragen” op de gemeentelijke website (E-loket).
8.2. Kansspelen
Als de uitbater, als een private onderneming, een kansspelactiviteit wil uitoefenen, moet de uitbater voorafgaand een vergunning krijgen van de Kansspelcommissie, als publieke regulator van de sector. Verder dient hij te voldoen aan de bepalingen opgenomen in de wet op de Kansspelen dd. 7 mei 1999 en alle navolgende wijzigingen en de betreffende uitvoeringsbesluiten.
8.3. Evenementenvergunning
Indien de uitbater een evenement met openbaar of privé karakter wenst te organiseren, zal hij daartoe een vergunning dienen aan te vragen overeenkomstig de bepalingen van het gemeentelijk reglement met betrekking tot duurzame evenementen, goedgekeurd door de gemeenteraad dd. 20 december 2021 en navolgende wijzigingen.
Brandweervereisten
Artikel 9: Doel
Deze verordening bepaalt de minimale eisen waaraan de opvatting, de bouw en de inrichting van horecazaken en gelijkaardige inrichtingen zoals vermeld in artikel 10 moeten voldoen om:
het ontstaan, de ontwikkeling en de voortplanting van brand tevoorkomen;
de veiligheid van de aanwezigen tewaarborgen;
preventief het ingrijpen van de brandweer tevergemakkelijken;
Artikel 10: Terminologie
Horecazaken zijn drank- en eetgelegenheden in lokalen of ruimten in privé- of openbare gebouwen, permanent ingericht om te worden gebruikt als ruimte waarin gewoonlijk dranken en/of maaltijden van welke aard ook worden verstrekt voor gebruik ter plaatse.
Zonder limitatief te zijn wordt hieronder verstaan alle danszalen, herbergen, privéclubs, thee- en koffiehuizen, hotels, restaurants, snackbars, frituren, concertzalen, discotheken, casino’s, sportcomplexen, bioscopen, gemeenschapsvoorzieningen en over het algemeen alle drankgelegenheden, met inbegrip van die welke in openlucht gelegen zijn, die al dan niet tegen betaling (of op vertoon van een lidkaart) voor publiek toegankelijk zijn, ook al is de toegang tot bepaalde categorieën van personen beperkt.
Voor de terminologie wordt verwezen naar bijlage 1 aan het KB van 07.07.94 en zijn wijzigingen, tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen.
Voor de eisen in verband met reactie bij brand wordt verwezen naar bijlage 5 en 5/1 aan het KB van 07.07.94 en zijn wijzigingen, tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen.
Onder netto-vloeroppervlakte van de inrichting wordt verstaan de oppervlakte toegankelijk voor het publiek, verminderd met de oppervlakte van de tapkasten, podiums, vast meubilair (bijv. buffet), vestiaires en sanitair.
Onder "inrichtingen die als afhaalinrichting bestemd zijn" wordt verstaan: inrichtingen met maximaal 16 zitplaatsen die bestemd zijn voor plaatselijke consumptie.
Artikel 11: Bepaling van het aantal toegelaten personen
Het aantal toegelaten personen wordt bepaald aan de hand van volgende criteria:
de netto-vloeroppervlakte van deinrichting;
het aantaluitgangen;
de nuttige breedte van uitgangen enevacuatiewegen;
Op basis van de netto-vloeroppervlakte, het aantal toegelaten personen bedraagt:
voor inrichtingen voorzien van tafels en stoelen (of ander los meubilair) 1,5 personen per m² netto-vloeroppervlakte. Dit aantal wordt naar het juist hoger geheel getalafgerond;
voor inrichtingen zonder tafels of stoelen 3 personen per m² netto – vloeroppervlakte;
voor inrichtingen waar de bezoekers uitsluitend gebruik maken van zitplaatsen, zoals verbruiksalons en restaurants, is het toegelaten aantal aanwezigen gelijk aan het aantal zitplaatsen;
voor inrichtingen voor gemengd gebruik, waarbij het gedeelte zonder tafels en stoelen minder dan 20m² bedraagt, wordt het maximaal aantal toegelaten aanwezigen vastgesteld op 1,5 personen per m² voor de totale netto- vloeroppervlakte. Dit aantal wordt naar het juist hoger geheel getalafgerond;
voor inrichtingen voor gemengd gebruik, waarbij het gedeelte zonder tafels en stoelen meer dan 20m² bedraagt, wordt het maximaal aantal toegelaten aanwezigen vastgesteld op 3 personen per m² voor het gedeelte zonder tafels en stoelen en 1,5 personen per m² voor het gedeelte met tafels en stoelen. Dit aantal wordt naar het juist hoger geheel getalafgerond;
Op basis van het aantal uitgangen
Het aantal toegelaten personen is kleiner of gelijk aan de bezetting die, overeenkomstig artikel 14 en 18 van dit reglement, overeenstemt met het aantal uitgangen.
Op basis van de nuttige breedte
De uitgangswegen, uitgangen en deuren moeten een totale nuttige breedte hebben die tenminste gelijk is, in centimeters, aan het aantal personen die ze moeten gebruiken om de uitgangen van het gebouw te bereiken.
De trappen moeten een totale nuttige breedte hebben die tenminste gelijk is, in centimeters, aan dat getal vermenigvuldigd met 1,25 indien ze afdalen naar de uitgang en vermenigvuldigd met 2 indien ze ernaaropstijgen.
De nuttige breedte van een uitgang of evacuatieweg bedraagt tenminste 0,8 meter. De vrije hoogte moet minstens 2 meter bedragen
Bepaling maximum aantal toegelaten personen
Het kleinste getal uit voorgaande berekeningen wordt aangenomen als het maximum aantal toegelaten personen tot de inrichting.
Het maximaal aantal toegelaten personen wordt expliciet vermeld in het brandweer- verslag en/of de horecavergunning.
De uitbater en eventuele organisatoren zullen maatregelen (o.a. beperking aantal toegangskaarten, telsysteem, ...) nemen om overschrijding van dit aantal te voorkomen. Het aantal toegelaten personen moet duidelijk vermeld worden in de verhuurcontracten. Er wordt een sticker met daarop het aantal max. toegelaten personen aangeplakt aan de ingang van de handelszaak.
Artikel 12: Inplanting en toegangswegen
De toegangswegen tot de inrichting worden bepaald in akkoord met de brandweer volgens de leidraad van de basisnormen. (KB van 1994, aangepast)
Bijgebouwen, uitspringende daken, luifels, uitkragende delen of andere dergelijke toevoegingen zijn enkel toegelaten indien daardoor noch de evacuatie, noch de veiligheid van de personen, noch de actie van de brandweer in het gedrang komen.
Artikel 13: Compartimentering en evacuatie
De inrichting vormt minstens één compartiment. In functie van de bezetting en de configuratie van de inrichting kan door de brandweer het aantal compartimenten verhoogd worden.
Compartimentering
De inrichting dient gecompartimenteerd te zijn van woongedeelten met overnachtingsmogelijkheden, ongeacht of deze in gebruik zijn door de uitbater en/of door derden.
Indien deze compartimentering structureel niet kan gerealiseerd worden, kan hiervan worden afgeweken mits volgende voorwaarden:
overleg met debrandweer;
enkel ten behoeve van deuitbater;
het een bestaande inrichtingbetreft;
de inrichting voorzien wordt van een algemene en automatische branddetectie- installatie, overeenkomstig de norm NBN S21-100 deel 1 en2;
het akoestische waarschuwingssignaal moet hoorbaar zijn in alle vertrekken van de woon- ofovernachtingsmogelijkheid;
Winkelcentra
Inrichtingen die deel uit maken van winkelcentra moeten niet gecompartimenteerd zijn mits ze uitgerust zijn met een algemene automatische branddetectie-installatie. Het akoestische waarschuwingssignaal moet hoorbaar zijn in de gemeenschappelijke gangen van het winkelcentrum.
Artikel 14: Evacuatie van de compartimenten
Aantal uitgangen
Elk compartiment heeft minimum:
één uitgang indien de maximale bezetting minder dan 100 personen bedraagt;
twee uitgangen indien de maximale bezetting 100 of meer dan 100 en minder dan 500 personen bedraagt;
2 + n uitgangen waarbij "n" het geheel getal is onmiddellijk groter dan de deling door 1000 van de maximale bezetting van het compartiment, indien de bezetting 500 of meer dan 500 personen bedraagt.
Het minimum aantal uitgangen kan door de brandweer verhoogd worden in functie van de maximale bezetting en/of de configuratie van de lokalen.
Het aantal uitgangen van bouwlagen en lokalen wordt bepaald zoals voor de compartimenten.
Indien een deel van het gebouw waarin de inrichting is gelegen gebruikt wordt als privé lokalen voor de uitbater mag een uitgang van de inrichting ook dienst doen als uitgang van dit privé gedeelte.
Indien een deel van het gebouw waarin de inrichting is gelegen gebruikt wordt als privé lokalen voor derden, is voor dit gedeelte een afzonderlijke uitgang vereist.
De uitgangen
De uitgangen zijn zoveel mogelijk gelegen in tegenovergestelde zones van het compartiment.
De evacuatiewegen moeten zodanig verdeeld zijn dat ze onafhankelijk van elkaar uitkomen op de openbare weg of op een voldoende grote vrije ruimte om zich veilig van het gebouw te kunnen verwijderen. De aanwezigen moeten het gebouw snel en veilig kunnen ontruimen.
Artikel 15: Voorschriften voor sommige bouwelementen
Structurele elementen
De structurele elementen (kolommen, dragende wanden, balken, vloeren,…) van de inrichting dienen een brandweerstand te bezitten overeenkomstig onderstaande tabel of zijn gebouwd in metselwerk en beton.
Indien de inrichting deel uitmaakt van een groter geheel dienen de structurele elementen van de onderliggende bouwlagen eveneens te voldoen aan de gestelde eisen.
| structuur van de inrichting en onderliggende bouwlagen | ||
aantal bouwlagen van het gebouw | bovengrondse structuur | dakstructuur | ondergrondse structuur ** |
1 | n.v.t. | n.v.t. | R 60 |
2/3 | R 30 | R 30 * | R 60 |
> 3 | R 60 | R 30 * | R 60 |
* Dit voorschrift is niet van toepassing indien het dak aan de binnenkant beschermd is door een bouwelement met een brandwerendheid van EI 30.
** Met inbegrip van de vloer van het laagste evacuatieniveau.
De brandweer kan bijkomende eisen stellen aan de brandweerstand van de structurele elementen.
Plafondsenvalseplafonds(bijvernieuwing)
In de evacuatiewegen en in de voor het publiek toegankelijke lokalen hebben de verlaagde plafonds EI 30 (a→b), EI 30 (b→a) of EI 30 (a ↔ b) volgens NBN EN 13501-2 en NBN EN 1364-2 of hebben een stabiliteit bij brand van een ½ h volgens NBN 713-020.
De ruimte tussen het plafond en het vals plafond wordt onderbroken door de verlenging van alle verticale wanden waarvoor een brandweerstand vereist is.
Artikel 16: Voorschriften inzake constructie van compartimenten en evacuatiewegen
De wanden tussen compartimenten hebben ten minste een brandwerendheid van EI 30. Indien de structurele elementen R 60 moeten hebben (cfr. Artikel13) dan hebben deze wanden EI 60.
De verbindingsdeuren zijn zelfsluitend of zelfsluitend bij brand en hebben een brand- weerstand van EI1 30.
Artikel 17: Trappenhuizen en trappen
Trappenhuizen
De trappen die verscheidene compartimenten verbinden zijn omsloten.
De binnenwanden van de trappenhuizen hebben minstens een brandwerendheid van EI
Indien de structurele elementen R 60 moeten hebben (zie art 13) dan hebben deze wanden een brandwerendheid van EI60. Hun buitenwanden mogen beglaasd zijn indien deze openingen over tenminste 1 m zijdelings afgezet zijn met een element E 30.
De trappenhuizen moeten toegang geven tot een evacuatieniveau.
Op iedere bouwlaag wordt de verbinding tussen het compartiment en het trappenhuis verzekerd door een zelfsluitende of bij brand zelfsluitende deur met EI130 die opendraait in de vluchtzin.
Op een evacuatieniveau leidt iedere trap naar buiten, hetzij rechtstreeks, hetzij via een evacuatieweg die beantwoordt aan de voorschriften van artikel 16.
Nieuw te bouwen trappen gelegen in een trappenhuis hebben evenals de overlopen R30. Bovenaan de trappenhuizen moeten rookluiken met een doorsnede van minimum 1m² aangebracht worden, te bedienen van op het gelijkvloers. Indien trappenhuizen maximaal twee bovengrondse verdiepingen, met een oppervlakte kleiner dan of gelijk aan 300 m², met het evacuatieniveau verbinden, mag de oppervlakte van de verluchtingsopening beperkt worden tot 0,5 m².
Trappen
De trappen van de inrichting hebben de volgende kenmerken:
zij zijn aan beide zijden uitgerust met leuningen. Voor de trappen met een nuttige breedte, kleiner dan 1,20 meter, is één leuning voldoende, voor zover er geen gevaar is voor hetvallen;
de aantrede van de treden is in elk punt tenminste 0,20meter;
de optrede van de treden mag niet meer dan 18 centimeterbedragen;
hun helling mag niet meer dan 75% bedragen (maximaal hellingshoek37°);
zij zijn van het “rechte" type. Maar “wenteltrappen” worden toegestaan zo ze verdreven treden hebben en zo hun treden, naast de vereisten van voorgaande punten, ten minste 24 cm aantrede hebben op de looplijn. De minimum aantrede over de gehele trapbreedte bedraagt minstens 0,20meter;
de treden moeten slipvrijzijn;
Artikel 18: Evacuatiewegen en vluchtterrassen
De evacuatiewegen worden oordeelkundig verdeeld over de inrichting en moeten een snelle en gemakkelijke ontruiming van de personen toelaten.
Brandwerendheid
De binnenwanden van de evacuatiewegen hebben minstens een brandwerendheid van EI 30
Indien de structurele elementen R 60 moeten hebben (cfr. art 12) dan hebben deze wanden een brandwerendheid van EI 60. Hun buitenwanden mogen beglaasd zijn indien deze beglaasde delen minimum 1 m verwijderd zijn van beglaasde delen van andere buitenwanden.
Afstanden
De deuren in de evacuatiewegen mogen geen vergrendeling bezitten die de evacuatie kan belemmeren. De af te leggen afstand van op elk punt van de inrichting of compartiment tot aan de dichtstbijzijnde uitgang bedraagt maximaal 30 m. Indien de uitgang uitgeeft op een evacuatieweg bedraagt de maximale af te leggen weg 45 m tot in de open lucht of tot het dichtstbijzijnde trappenhuis.
Voor een trap bedraagt de horizontaal afgelegde afstand de te overbruggen verticale hoogte vermenigvuldigd met 2,5.
De lengte van doodlopende evacuatiewegen mag niet meer dan 15 meter bedragen.
In functie van de bezetting en de configuratie van de inrichting kunnen door de brandweer deze maximaal af te leggen afstanden gereduceerd worden.
Op een evacuatieniveau mogen geen uitstalramen van bouwdelen met een commerciële functie, die geen EI 30 hebben, uitgeven op de evacuatieweg die de uitgangen van andere bouwdelen verbindt met de openbare weg, met uitzondering van de laatste 3 m van deze evacuatieweg.
Borstweringen
De borstweringen aan de overlopen van de trappen en de bordessen moeten minstens 1 m hoog zijn. Bij nieuwbouw of vernieuwing moeten de borstweringen 1,10 m hoog zijn. (1,20 m hoog als de valhoogte > 12 meter). Er wordt geadviseerd de borstweringen te construeren overeenkomstig NBN B 03-004 voor openbare gebouwen.
Draaizin vanuitgangsdeuren.
De deuren die gelegen zijn in de evacuatiewegen kunnen gemakkelijk geopend worden en draaien in de richting van de uitgang ofwel in beide richtingen.
Voor inrichtingen waarvan de capaciteit maximum 49 personen bedraagt, mag de deur naar binnendraaien.
Voor inrichtingen met een capaciteit van meer dan 49 en minder dan 100 personen moet ten minste één uitgangsdeur in beide richtingen ofwel in de richting van de uitgangopendraaien.
Voor inrichtingen met een capaciteit vanaf 100 personen moeten alle uitgangsdeuren in beide richtingen ofwel in de richting van de uitgang opendraaien.
De buitendeuren welke rechtstreeks op de openbare weg uitgeven, mogen niet buiten de rooilijn komen. Indien deze deuren noodzakelijkerwijze naar binnen draaien dienen zij te kunnen openslaan tegen een vast gedeelte van het gebouw en er stevig aan bevestigd worden. Gedurende de openingsuren zijn deze deuren in geopende stand vastgezet.
Schuifdeuren, draaideuren (molen) en draaipaaltjes zijn in de evacuatiewegen en uitgangen verboden.
Het gebruik van sleutelkastjes is verboden.
Publiek gebruik
Het publiek moet alle uitgangen kunnen gebruiken.
Belemmeringen
Het is verboden om het even welke voorwerpen die de doorgangen kunnen belemmeren, te plaatsen in de uitgangen en wegen die ernaartoe leiden of de nuttige breedte ervan verminderen. Glazen wanden en de vleugels van glazen deuren moeten op zichthoogte een opvallend merkteken dragen.
Pictogrammen
De aanduiding van de uitgangen en nooduitgangen dient te voldoen aan de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk. Deze pictogrammen moeten vanuit alle hoeken van de inrichting goed zichtbaar zijn. De pictogrammen moeten verlicht worden door de normale verlichting en door de veiligheidsverlichting. Deuren die niet op een uitgang uitgeven, moeten voorzien worden van een goed leesbaar opschrift ‘geen uitgang’ of een gelijkwaardig pictogram.
Artikel 19: Voorschriften voor sommige lokalen en technische ruimten
Technischelokalenenruimten
Een technisch lokaal of een geheel van technische lokalen vormt minstens één compartiment.
Stookplaatsen
De wanden van de stookplaats en de brandstofopslagplaats gelegen in de inrichting of welke deel uitmaken van de inrichting moeten een brandweerstand bezitten van één uur (EI 60). De binnentoegangsdeuren van de stookplaats en de brandstofopslagplaats moeten een brandweerstand hebben van een half uur (EI1 30) en zijn zelfsluitend.
De stookketel van de centrale verwarmingsinstallatie en de niet ingegraven brandstof- opslagplaatsen zijn elk in afzonderlijke, uitsluitend daartoe bestemde, goed verluchte lokalen geïnstalleerd.
De brandstofopslagplaatsen voor vloeibare brandstoffen moeten voorzien zijn van een vloeistofdichte inkuiping.
Verwarmingsinstallaties gevoed met gas dienen niet in een stookplaats ondergebracht, voor zover de verwarmingsinstallaties een gecumuleerd vermogen hebben van minder dan 70 kW.
Bij vernieuwing van de generatoren, geldt de vrijstelling slechts voor de lokalen
waarin enkel generatoren op gas met gesloten verbrandingsruimte met mechanische trek opgesteld zijn en met een totaal nuttig warmtevermogen kleiner dan 70kW
of deze waarvan het totaal nuttig warmtevermogen van de generatoren opgesteld in het lokaal kleiner is dan 30kW.
Verwarmingsinstallaties
De verwarmingsinstallaties beantwoorden aan de voorschriften van de geldende reglementeringen en normen. Ze worden geplaatst volgens de code van goed vakmanschap en zijn steeds in goede staat van werking en onderhoud, zodat ze een voldoende veiligheid verzekeren.
Elektrische verwarmingstoestellen die een zichtbare elektrische weerstand bevatten en installaties met brandbaar gas in verplaatsbare recipiënten zijn verboden, voor zover geplaatst in het gebouw.
De verwarmingstoestellen, behalve de elektrische toestellen en de luchtdichte gastoestellen met gevelafvoer, zijn verbonden met een schoorsteen die de rook afvoert.
Buitenverwarmingstoestellen (o.a. voor terrassen) moeten op een voldoende afstand van brandbare stoffen en materialen opgesteld staan of er zodanig van afgezonderd zijn dat brandgevaar of aanraking voorkomen wordt. Deze toestellen moeten vast opgesteld zijn en mogen de ontruiming niet belemmeren.
Gastoevoer
Wanneer het gebouw waarin de inrichting gelegen is een algemene gastoevoerleiding bezit, dan moet daarop tenminste één handbediende en gemakkelijk bereikbare afsluitkraan aangebracht zijn. Deze wordt voorzien in het gebouw bij het begin van de leiding en is behoorlijk aangeduid.
De gasmeter wordt in een goed verlucht lokaal geplaatst. De gasleidingen zijn geel gemarkeerd.
Butaan- en propaangas in flessen, evenals de lege flessen, moeten in de open lucht worden ondergebracht. De voedingsleidingen naar de verbruikstoestellen zijn vast met eventuele uitzondering van het laatste deel van de leiding. Deze leidingen beantwoorden aan de voorschriften van de bestaande reglementeringen en normen.
Warme luchtverwarming
Bij warme luchtverwarming moeten de luchtkanalen uit niet-brandbaar materiaal vervaardigd zijn en moet de handbediening van de generator buiten de stookplaats aangebracht worden. Deze handbediening moet op een centrale plaats gesitueerd zijn.
In de stookplaatsen met warmeluchtgeneratoren, moeten brandwerende kleppen met EI 60 geplaatst worden in de luchtkanalen ter hoogte van de wanden van de stookplaats.
Compenserende maatregelen voor bestaande stookplaatsen met warmeluchtgeneratoren zonder brandwerende kleppen in de luchtkanalen ter hoogte van de wanden van de stookplaats die aanvaard worden:
Voor generatoren op gasvormige brandstoffen: het warmeluchtkanaal (vertrek- kanaal) dient voorzien te worden van een automatische rookdetectie-installatie die tevens de energietoevoer van de brander en de luchtcirculatie automatisch onderbreekt.
Voor generatoren op vaste en vloeibare brandstoffen: de brander dient voorzien te worden van een vaste automatische blusinstallatie die tevens de energietoevoer van de brander en de luchtcirculatie automatischonderbreekt.
Bij herinrichting van bestaande stookplaatsen, zullen deze moeten voldoen aan de eisen voor de nieuwe stookplaatsen.
Keukens
De keukens worden van de andere gebouwdelen gescheiden door wanden met EI 60. Elke doorgang of doorgeefluik wordt afgesloten door een zelfsluitende of bij brand zelfsluitende deur of luik met EI1 30. Deze deuren draaien open in de vluchtrichting.
De keuken dient niet gecompartimenteerd ten opzichte van het voor publiek toegankelijke gedeelte
indien de frituur- en woktoestellen voorzien worden van een vaste automatische blusinstallatie die tevens de energietoevoer automatischonderbreekt.
als de gezamenlijke olie-inhoud van alle frituur- en woktoestellen samen, kleiner is dan 8l.
als de inrichting als afhaalinrichting bestemd is (cfr.Artikel 8).
Kooktoestellen en maaltijdverwarmers zijn ver genoeg verwijderd of geïsoleerd van alle ontvlambare materialen.
Artikel 20: Uitrusting van de gebouwen
Elektrische laagspanningsinstallaties voor drijfkracht, verlichting en signalisatie
Zij voldoen aan de voorschriften van de geldende wettelijke en reglementaire teksten, evenals aan het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI).
Veiligheidsverlichting
De evacuatiewegen, de lokalen toegankelijk voor het publiek, de keuken en de voornaamste stroomborden moeten voorzien worden van een degelijke veiligheidsverlichting die een voldoende lichtsterkte heeft om een gebouw veilig te ontruimen;
De veiligheidsverlichting moet automatisch en onmiddellijk in werking treden bij het uitvallen van de gewone verlichting; zij moet minstens één uur zonder onderbreking kunnen functioneren.
De veiligheidsverlichting moet minstens een lichtsterkte hebben van 1 lux ter hoogte van de grond in de as van de vluchtweg en 5 lux op gevaarlijke plaatsen.
Artikel 21: Installaties voor brandbaar gas
Deze installaties voldoen aan de reglementaire voorschriften en de regels van goed vakmanschap.
Artikel 22: Installaties voor melding, waarschuwing en alarmering
Oproepnummers
De oproepnummers van de hulpdiensten dienen ter plaatse uit te hangen.
Opgelegde installaties
Afhankelijk van de grootte, de bezetting en de configuratie van de inrichting (aantal verdiepingen, meerdere lokalen, …) kan door de bevoegde brandweerdienst een alarminstallatie en/of een algemene automatische branddetectie-installatie opgelegd worden.
Artikel 23: Brandbestrijdingsmiddelen
Algemeen
De brandweer bepaalt de blusmiddelen in functie van de aard en de omvang van het gevaar.
Personeelsinstructies
Het personeel moet duidelijke instructies ontvangen hebben over de taakverdeling bij brand, evacuatie en over het gebruik van de brandbestrijdingsmiddelen.
Beheer brandbestrijdingsmateriaal
Het brandbestrijdingsmateriaal moet goed onderhouden worden, beschermd zijn tegen vorst, doelmatig gesignaleerd, gemakkelijk bereikbaar en oordeelkundig verdeeld. Het moet steeds onmiddellijk in werking kunnen gesteld worden.
Andere technische installaties (verluchting, R.W.A.-installaties, …)
In functie van de risico’s kan de brandweerzone nog bijkomende eisen opleggen voor andere technische installaties.
Artikel 24: Onderhoud en periodieke controle
De technische uitrusting van de inrichting wordt in goede staat gehouden. De uitbater laat op zijn verantwoordelijkheid periodiek de nodige keuringen, onderzoekingen en controles uitvoeren. De data van de controles en de vaststellingen die tijdens deze controles werden gedaan, worden in een dossier ingeschreven en bijgehouden. Dit dossier wordt ter beschikking gehouden van de burgemeester of zijn afgevaardigde in de horecamap.
Artikel 25: Liften en goederenliften
Liften en goederenliften dienen onderhouden en gekeurd te worden volgens de vigerende wetgeving.
Artikel 26: Elektrische installatie, veiligheidsverlichting, branddetectie- installatie en alarm
De elektrische installatie en de veiligheidsverlichting worden voor de ingebruikname, bij veranderingen en om de vijf jaar gecontroleerd door een externe dienst voor technische controle. De veiligheidsverlichtingstoestellen moeten jaarlijks gecontroleerd worden op goede werking door een bevoegd persoon.
De algemene automatische brandmeldinstallaties en het alarm worden voor de ingebruikname, bij veranderingen en om de 5 jaar gecontroleerd door een externe dienst voor technische controle. Jaarlijks worden deze installaties gekeurd op autonomie en goede werking door een bevoegd technicus.
Artikel 27: Installaties voor verwarming en klimaatregeling
Onverminderd de bepalingen van het Besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2006 betreffende het onderhoud en het nazicht van stooktoestellen voor de verwarming van gebouwen of voor de aanmaak van warm verbruikswater, worden jaarlijks de installaties met vaste of vloeibare brandstoffen voor centrale verwarming en centrale klimaatregeling nagezien door een bevoegd technicus.
De afvoerkanalen voor rook- en verbrandingsgassen worden steeds in goede staat gehouden en jaarlijks gecontroleerd door een bevoegd technicus of een bevoegd persoon.
De toestellen op gasvormige brandstoffen worden tweejaarlijks gecontroleerd door een bevoegd technicus.
Artikel 28: Installaties gevoed met brandbaar gas
De dichtheid van de gasinstallatie wordt voor de ingebruikname, bij veranderingen en om de vijf jaar gekeurd door een externe dienst voor technische controle of een gehabiliteerd persoon.
Tweejaarlijks wordt de goede werking van de installatie gecontroleerd door een bevoegd technicus.
Artikel 29: Brandbestrijdingstoestellen
De uitbater draagt er zorg voor dat de brandbestrijdingstoestellen jaarlijks nagezien en onderhouden worden door een bevoegd persoon.
Artikel 30: Filters en kokers van dampkappen
De uitbater draagt er zorg voor dat de filters en kokers van dampkappen regelmatig nagezien en onderhouden worden.
Artikel 31: Deuren, verluchtingsopeningen en andere veiligheidsvoorzieningen
De uitbater draagt er zorg voor dat de deuren, luiken, verluchtingsopeningen en andere veiligheidsvoorzieningen opgenomen in deze verordening jaarlijks nagezien en onderhouden worden.
Artikel 32: Samenvattende tabel voor periodieke controles en keuringen
VOORWERP | Artikel | UITVOERDER | PERIODICITEIT |
Liften |
21 | Conform vigerende wetgeving | Conform vigerende wetgeving |
Hoogspanning |
| EDTC | Jaarlijks * |
Laagspanning | 22 | EDTC | Vijfjaarlijks * |
Veiligheidsverlichting | 22 | EDTC | Vijfjaarlijks * |
Verwarmings- en luchtbehandelingstoestellen op gas (goede werking) |
23 |
BT |
2-jaarlijks |
Gasleidingen en –toestellen, vaste lpg-tanks
Onderhoud |
24 | EDTC of BT
BT | Vijfjaarlijkse dichtheidscontrole *
2-jaarlijks |
Automatische gasdetectie/brandstofafsluiters (indien aanwezig: goede werking) |
22 |
BT EDTC |
Jaarlijks Vijfjaarlijks * |
Verwarmings- en luchtbehandelingstoestellenop vloeibare/vaste brandstof: goede werking inclusief conformiteit afvoer rookgassen en aanvoer verse lucht voor toestellen metopen verbranding |
23 |
BT |
jaarlijks |
Schoorsteen en rookkanalen (toestellen op vloeibare/vaste brandstof) |
23 |
BT |
jaarlijks |
Melding- , waarschuwings- en alarminstallatie (autonomie, goede werking) |
22 | BT EDTC | Jaarlijks Vijfjaarlijks * |
Algemene automatische branddetectie (conformiteit, autonomie, goede werking) inclusief bbzs brandwerende deuren en luiken, rook- |
22 |
BT EDTC |
Jaarlijks Vijfjaarlijks * |
Filters en kokers van dampkappen | 26 | BT of BP | jaarlijks |
Draagbare brandblustoestellen (goede werking) | 25 | BT | jaarlijks |
Muurhaspels en –hydranten (indien aanwezig: goede werking) |
25 |
BT |
jaarlijks |
Veiligheidsverlichting (goede werking) | 27-22 | BP | jaarlijks |
Brandwerende deuren en luiken, blusmiddelen, evacuatiewegen, trappen, ladders, enz.… (goede staat, bruikbaarheid) |
27 |
BP |
Driemaandelijks |
* tevens voor ingebruikname en bij veranderingen EDTC: externe dienst voor technischecontroles
BP: bevoegde persoon: persoon die al dan niet tot het eigen personeel behoort (zie artikel 28 van het ARAB) of de uitbater zelf, op voorwaarde dat hij voldoende kennis van de toestellen heeft
BT: bevoegde technicus: persoon of organisatie met de nodige kennis, hetnodige materiaal, de nodige erkenning, enz.… om dergelijke controles te doen (bijvoorbeeld gasdichtheid: gehabiliteerde installateur; verwarming: erkende technicus,enz.…)
Zs: zelfsluitend
Bbzs: bij brandzelfsluitend
Artikel 33: Bekledingsmaterialen
Gemakkelijk brandbare materialen, zoals karton, doeken, rietmatten, kunststoffen, e.a. mogen niet als wand- of plafondbekleding of als versiering aangebracht worden.
Verticaal hangende doeken mogen geen deur of uitgang aan het zicht onttrekken of het gebruik ervan bemoeilijken.
Bij herinrichting moeten bekledingsmaterialen van vloeren, wanden en plafonds respectievelijk:
van klasse A3, A2 en A1 zijn, overeenkomstig bijlage 5 aan het KB van 07.07.1994 en zijn wijzigingen omtrent de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan nieuwe gebouwen moetenvoldoen;
of van klasse CFl-s2, C-s2, d2 en C-s2, d0, overeenkomstig bijlage5/1.
Volle, hardhouten parketvloeren (dit zijn o.a. eik, beuk, es, tropische houtsoorten,...) die op een betonnen ondervloer aangebracht zijn, mogen gebruikt worden zolang het KB van 07/07/1994 en zijn wijzigingen geen strengere eisen oplegt.
Bij nieuwbouw of vernieuwing worden de eisen opgelegd zoals voor zalen, opgenomen in bijlage 5/1 aan het KB van 07.07.1994 omtrent de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen.
De bekledingsmaterialen van zitmeubilair en de overgordijnen moeten bij herinrichting van klasse M2 zijn conform NF P 92501-7 of Class 2 conform NBN EN 13773. Zitmeubelen voldoen ook als ze een verbeterd brandgedrag hebben conform de normen NBN EN 1021-1 en NBN EN 1021-2.
Artikel 34: Uitbatingsvoorschriften
Buiten hetgeen voorzien is door onderhavige verordening, neemt de uitbater alle nodige maatregelen om de personen, aanwezig in de inrichting, te beschermen tegen brand, paniek en ontploffing.
De uitbater zal het publiek niet toelaten tot de inrichting dan na zich dagelijks ervan te hebben vergewist dat aan de voorschriften van deze verordening voldaan is.
Relatie uitbater-organisator
De uitbater ziet erop toe dat de bepalingen van deze verordening worden nageleefd door alle organisatoren die in zijn lokaal/uitbating een feestactiviteit laten plaatsvinden.
Voorlichting personeel en gasten inzake brandpreventie
De verantwoordelijke uitbater en het personeel van de inrichting moeten op de hoogte zijn van de gevaren die zich bij brand in de inrichting kunnen voordoen. In het bijzonder dienen zij over voldoende kennis te beschikken in verband met :
de detectie en hetalarm;
de te nemen schikkingen om de veiligheid van de personen teverzekeren;
het bestaan en de werking van debrandbestrijdingsmiddelen.
Plannen (facultatief)
Aan de ingang moet een plan van de inrichting aanwezig zijn, bedoeld om de hulpdiensten in te lichten, dat de plaats aanduidt van :
de trappen en de evacuatiewegen;
de beschikbarebrandbestrijdingsmiddelen;
in voorkomend geval, het stopmechanisme van hetventilatiesysteem;
in voorkomend geval, het overzichtsbord van het detectie- enalarmsysteem;
destookplaatsen;
Veiligheidsregister
In elke inrichting dient een veiligheidsregister ter inzage te liggen voor de bevoegde personen. Dit register maakt deel uit van de horecamap en bevat informatie over veiligheidsvoorschriften en vergunningen:
horecavergunning;
mogelijke andere vergunningen zoals nachtvergunning etc. , opgesomd in artikel 6
verslagen van de periodieke controles (artikel24);
verzekeringspolis en attest burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekering tegen brand en ontploffing (KB. van 28 februari1990)
Artikel 35: Toegang tot inrichting
De uitbater zal te allen tijde de burgemeester en de bevoegde ambtenaren toelating tot de inrichting verlenen.
Op hun vraag is de eigenaar en/of uitbater verplicht een door hem ondertekende beschrijving van de samenstelling van de materialen en bouwelementen te geven en het bewijs te leveren dat aan de voorschriften is voldaan. Dit maakt deel uit van de horecamap
Slotbepalingen
Afwijkingen
Onverminderd de bepalingen van het A.R.A.B. of andere wettelijke bepalingen, kan de burgemeester, na raadpleging van de betrokken diensten, afwijkingen toestaan. Hij kan onder dezelfde voorwaarden bijkomende maatregelen voorschrijven of de sluiting bevelen.
De vraag van een uitbater tot het bekomen van een afwijking, in te dienen bij de burgemeester, dient duidelijk gemotiveerd te zijn. Gedetailleerde plannen, een verklarende nota en de voorgestelde bijkomende veiligheidsmaatregelen, dienen bijgevoegd.
Alternatieve oplossingen moeten een veiligheidsniveau bieden dat tenminste gelijk is aan het niveau vereist in de voorschriften.
Bestuurlijke handhaving : geldboete, intrekking of sluiting
Voor zover wetten, besluiten, decreten, algemene en provinciale reglementen en verordeningen geen andere straffen voorzien, kunnen inbreuken op deze verordening, gepleegd door personen vanaf 16 jaarof door rechtspersonen, gesanctioneerd worden met een gemeentelijke administratieve sanctie:
een administratieve geldboete of;
een administratieve schorsing of intrekking van een door de gemeente afgeleverde toelating of vergunning, en/of een tijdelijke of definitieve sluiting van een horecazaak.
Opheffing voorgaande reglementeringen
Onderhavige integrale horecaverordening heft navolgende reglementeringen op :
Politieverordening inzake de brandveiligheid in horecazaken en gelijkaardige inrichtingen (GR 24 april 2003)
Richtlijnen voor de inrichting van een terras en het plaatsen van tafels en stoelen(GR 17 augustus 1995)
Overgangstermijn en inwerkingtreding
De bepalingen van deze integrale horecaverordening zijn van toepassing met ingang van de datum door goedkeuring door de gemeenteraad.
Alle bestaande horecazaken zullen een nieuwe horecavergunning moeten aanvragen in toepassing van deze verordening. Zij beschikken daartoe over een overgangstermijn van 1 jaar, zodat uiterlijk tegen 1 maart 2024 alle horecazaken over een geldende horecavergunning conform deze verordening dienen te beschikken.
Bekendmaking
Deze verordening wordt bekendgemaakt conform artikelen 286 -287 DLB.
Een afschrift van deze verordening wordt conform artikel 119 Nieuwe Gemeentewet overgemaakt aan de Bestendige Deputatie, de griffie van de politierechtbank, de griffie van de rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Limburg.